Soldaten op de deel

Gepubliceerd op 6 juli 2020 om 12:17

Ik ben geen boerendochter, maar ik ben wel op een boerderij geboren. Alleen de Oud-Opheusdenaren zullen het nog weten, dat ons ouderlijk huis een boerenhoeve was. Vanuit de keuken kwam je zo in de koeienstal, die in de winter werd verhuurd aan een boer uit het dorp, waarvan de stal door de bliksem was getroffen en afgebrand. Het was in de zomer een mooi plekje om te spelen en dat hebben we dan ook heel veel gedaan. Er waren verschillende vertrekken in het achterhuis en ieder had een naam, het washok, dat was de afdeling van mijn moeder en wij als meiden hielpen soms mee, terwijl we de schrobborstel amper in onze knuistjes konden vasthouden, maar we vonden het leuk om moeder te helpen. Het kan natuurlijk ook zijn, dat we meer in de weg liepen, dan dat we hielpen, maar goed, we deden ons best. Onze tante Jansje, de enige zus, die mijn moeder had, kwam een paar keer in de week helpen in ons grote gezin. In het begin kwam ze met de lijndienst en het laatste stuk met de fiets, die in de Dalwagenseweg bij iemand in de schuur stond, maar ze kreeg op een gegeven moment van opa Gerritsen een autootje, wat wij als kinderen helemaal geweldig vonden. Het was een Fiat, zo´n knus klein autootje, die netjes in de schuur werd gereden. Mijn broer Gert was er helemaal weg van en kroop gedurig achter het stuur en waande zich de chauffeur van een dertigtonnerdiesel. Op een dag had hij een plan verzonnen en wij moesten hem helpen. Het washok had een brede deur en hij wou tante Jansje foppen en haar autootje in het washok duwen. Ik snap nog niet hoe we het voor elkaar hebben gekregen, maar het is ons gelukt, zonder schrammetje stond het lieveheersbeestje in het donkere washok en toen tante Jansje naar huis wou gaan en vol verbazing zag wat wij als blagen hadden uitgevoerd, sloeg Gert zich op de knieën van het lachen. Ja, Gert had ondeugende streken, maar we konden dat allemaal van hem hebben. Maar goed, genoeg over het washok. Er was ook nog een paardenstal, zonder paard dan wel, maar het was toch een echte boerderij, waar ik geboren ben. Als we het nu nog over de paardenstal hebben, dan komen we altijd op het verhaal van mijn broertje en zusje, die lucifers hadden gevonden en het waren nog dreumesen van een paar jaar oud, maar ze hebben daar met z´n tweeën een binnenbrandje veroorzaakt in de paardenstal. Moeder heeft geen raad geweten om ze te bevrijden, want hoe klein ze nog waren, ze hadden eerst de schuif op de deur gedaan. Zo heeft ieder vertrek zijn eigen verhaal. We hadden er nog één zonder voor of achternaam, dat heette gewoon "het hok". Daar hebben een keer een groep soldaten een nachtje doorgebracht, die ergens in de buurt waren gedropt. Dat is voor kinderen natuurlijk een hele belevenis, soldaten op de deel...... Wij, heel nieuwsgierig, maar wat was het spannend, deden de keukendeur op een kiertje open en gluurden vol ontzag naar die stoere jongens in groene pakken. Als ze ons zagen, dan hielden ze zo´n groen blikje omhoog en dan kregen we een biscuitje. Ja, daar genoten we van, veel snoep en koek waren we niet gewend. Maar de soldaten sliepen dus in "het hok". Van "het hok" kon je naar de bietenkelder en dan kwam je in het kolenhok, waar een klein lichtje alles een schemerig griezelig uiterlijk gaf. Daarnaast was nog een klein vertrek, maar daar was geen lamp en ik ben er nooit geweest, het zou een goede schuilplaats zijn geweest in oorlogstijd. Waar ik eigenlijk over wilde schrijven, lukt nu niet meer, maar dat DV volgende week zaterdag, maar als je dat gelezen hebt, zou je bijna denken dat ik toch een boerendochter was.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.